Netherlands

Hoofdlijnen toekomstbestendig pensioenstelsel

 

Op 6 juli heeft staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer haar hoofdlijnennotitie over de toekomst van het pensioenstelsel gestuurd. Deze notitie schetst de hoofdlijnen van een verdere vernieuwing van het pensioenstelsel, die vanaf 2020 tot zichtbaar resultaat moet leiden. In dit artikel geven wij een korte samenvatting van de hoofdlijnen plus de visie van Aon op het nieuwe pensioenstelsel.

Deze brief is de volgende stap in het traject van stelselherziening, dat in 2008 begonnen is nadat veel pensioenfondsen door de economische crisis in onderdekking waren geraakt. Waar aanvankelijk lange tijd toegewerkt werd naar een reëel contract, leidde dit uiteindelijk tot de tussenoplossing van het aangepaste Financieel Toetsingskader (FTK).

In 2015 is de Nationale Pensioendialoog afgesloten, heeft de SER een rapport geschreven over de toekomst van het pensioenstelsel en heeft het CPB een rapport gepubliceerd over de pensioenstelsels van vier andere landen. Uit deze drie bijdrages heeft Klijnsma geput voor haar hoofdlijnen.

Welke richting heeft het kabinet voor ogen?
In de brief definieert het kabinet vier concrete hoofdlijnen voor een nieuw stelsel:

  • Via een gedifferentieerde aanpak wil het kabinet komen tot een toereikend pensioen voor iedereen. Dit betekent dat ook werkenden die nu geen pensioen opbouwen in de toekomst hiertoe meer mogelijkheden krijgen of zelfs een vorm van verplichtstelling opgelegd krijgen. Het kabinet wil dat er op individueel niveau niet te weinig, maar ook niet te veel pensioen wordt opgebouwd.
  • Het kabinet schaft de doorsneesystematiek af en kiest voorlopig voor degressieve opbouw. Dit betekent dat binnen de bedrijfstakpensioenfondsen het vaste premiepercentage gehandhaafd blijft, maar dat ouderen voor dezelfde premie een lagere pensioenaanspraak krijgen dan jongeren. Dit is actuarieel fair omdat de premie van jongeren nog veel langer kan renderen. Tegelijkertijd geeft het kabinet aan dat mogelijk compensatie nodig is om deze transitie te kunnen maken.
  • Het kabinet maakt nog geen duidelijke keuze over de mate van solidariteit die in het nieuwe systeem besloten zal zitten. In plaats daarvan geeft het kabinet de pensioensector de ruimte om de contractvariant van een persoonlijke pensioenrekening met risicodeling uit te werken. Dit sluit aan bij de denkrichting van de SER en bij publicaties uit de pensioensector in de afgelopen tijd. Wel geeft het randvoorwaarden voor de uitwerking van een nieuwe contractvorm. De terugvaloptie is doorontwikkeling van de bestaande overeenkomsten.
  • Het kabinet gaat de mogelijkheden verkennen om meer keuzemogelijkheden en maatwerk te bieden, onder andere op het gebied van beleggingsbeleid, hoogte van de inleg en de vorm van de uitkering. Er moet altijd een goede standaardoptie worden aangeboden voor deelnemers die niet willen kiezen. Het kabinet benoemt ook dat keuzevrijheid niet altijd samen gaat met solidariteit, omdat dan de goede risico’s zich aan het collectief kunnen onttrekken en daarmee risicodeling voor de achterblijvers duurder maken. Dit is tegelijk de reden waarom de integratie van pensioen, zorg en wonen in het huidige systeem lastig is.

Het kabinet presenteert in het najaar een werkprogramma. Dit programma zal ten eerste beschrijven welke onderzoeken het kabinet laat uitvoeren om de stelselherziening concreter te maken. Verder zal Klijnsma uitleggen welke route ze voor ogen heeft voor het vervolg. Hierbij wordt concreet 2020 genoemd als het jaar waarin de eerste stappen in de praktijk merkbaar zullen zijn.

Wat vindt Aon?
Voor de afschaffing van de doorsneesystematiek is veel politieke moed nodig. Terecht krijgt dit punt het meeste aandacht in de media. Het kabinet neemt hiermee de twijfels van het CPB over de houdbaarheid van dit systeem serieus.

De voorstellen zijn het stadium van hoofdlijnen nog niet ontstegen. De brief is op belangrijke punten weinig concreet en veel zal dus afhangen van de uitwerking. Cruciaal is hierbij hoe de compensatie van de afschaffing van de doorsneesystematiek zal worden vormgegeven. Het kabinet benadrukt hierbij dat afschaffing niet ten koste mag gaan van de overheidsfinanciën. Wie gaat deze rekening betalen? Schattingen van de hoogte lopen uiteen van 100 miljard (CPB) tot 25 miljard (Actuarieel Genootschap).

Het kabinet wil een generiek toepasbaar fiscaal kader na afschaffing van de doorsneesystematiek. Daarnaast wil het kabinet één uniforme systematiek van actuarieel correcte pensioenopbouw, om te voorkomen dat werknemers bij een baanwisseling voor- of nadeel ondervinden van een overstap van het ene systeem naar het andere. Dit wijst erop dat ook de leeftijdsafhankelijke premies bij beschikbare premieregelingen zijn langste tijd gehad hebben. Een transitie naar een leeftijdsonafhankelijke beschikbare premie betekent echter ook voor bestaande oudere deelnemers in een dergelijke pensioenregeling een achteruitgang van pensioenperspectief.

De keuze voor degressieve opbouw, als uitwerking van de actuarieel correcte opbouw, heeft ook consequenties voor de premiestelling en het beleggingsbeleid van pensioenfondsen. Actuarieel correct opbouwen betekent dat er op marktwaarde pensioen moet worden ingekocht en dat er dus geen premiedemping meer gehanteerd kan worden. Bij de huidige marktrentes impliceert dat of een premieverhoging of een opbouwverlaging. Indien voor het laatste gekozen wordt, komt dit de dekkingsgraad van pensioenfondsen op de lange termijn ten goede.

De overgang naar degressieve opbouw heeft tot gevolg dat deelnemers aan het begin van hun werkende leven meer gaan opbouwen en aan het eind minder. Daardoor ontstaat er meer ruimte voor pensioenfondsen om beleggingsrisico te nemen in de situatie van één algemeen beleggingsbeleid voor de hele fondspopulatie. De brief hint echter ook op meer individuele keuzes ten aanzien van het beleggingsbeleid.

Minstens net zo belangrijk als de afschaffing van de doorsneesystematiek, is de beweging die Klijnsma lijkt te maken naar een persoonlijke pensioenrekening. De brief legt duidelijk uit wat het pijnpunt is van pensioenregelingen zonder individueel eigendomsrecht: er bestaat altijd een impliciet risico op botsingen tussen groepen belanghebbenden, zo gauw er besluiten over de verdeling van mee- of tegenvallers genomen moeten worden. Tegelijk met de beweging naar een persoonlijke pensioenrekening zal de transparantie toenemen. Ook deze beweging kent een overgangsaspect: hoe gaan de bestaande collectieve aanspraken geïntegreerd worden? Het kabinet noemt in een van de bijlagen van de brief expliciet dat bij een nieuwe contractvorm een oplossing nodig is voor het onderbrengen van opgebouwde aanspraken uit bestaande uitkeringsovereenkomsten.

Wij vinden het zeer positief dat het kabinet het probleem serieus neemt dat groepen werkenden op dit moment te weinig pensioen opbouwen (zzp’ers, werknemers van een werkgever zonder pensioentoezegging en flexwerkers). Zonder dit direct als oplossing te propageren, noemt het kabinet onder andere het Chileense systeem, waarbij werkenden zonder pensioenopbouw automatisch deelnemer worden in een pensioenregeling met daarbij wel de mogelijkheid om zich vervolgens weer af te melden. Met name voor de te kort schietende pensioenopbouw van zzp’ers kan dat een goede oplossing zijn, al beperkt dit wel hun vrije ondernemerschap.

De pensioenvernieuwing kan een lang traject worden aangezien de brief nog veel open eindes kent. Aon zal zijn klanten uiteraard op de hoogte houden van de uitwerking van deze hoofdlijnen.