Netherlands
Stel verhoging pensioenpremies en korten op uitkeringen niet langer uit

Stel verhoging pensioenpremies en korten op uitkeringen niet langer uit

In 2012 wordt er, evenals voor 2011, ontheffing verleend aan pensioenfondsen om hun pensioenpremie op kostendekkend niveau te brengen. Deze mededeling deed De Nederlandsche Bank (DNB) op 19 oktober. Dat lijkt goed nieuws voor de bij de pensioenfondsen aangesloten ondernemingen en hun premiebetalende werknemers. Aon Hewitt informeert u graag over de achtergronden, voor- en nadelen en restricties van het gebruikmaken van deze ontheffing.

Premie in relatie tot dekkingsgraad

Op grond van de Pensioenwet dienen pensioenfondsen in beginsel de kostendekkende premie in rekening te brengen bij de aangesloten onderneming(en) en de deelnemers. Om sterke fluctuaties als gevolg van rentebewegingen te voorkomen is het toegestaan om bij de vaststelling van de premie uit te gaan van een vaste rekenrente, de zogenoemde gedempte disconteringsvoet. Vanwege de lage rentestand eind 2010 resulteerde toepassing van een gedempte premie voor veel pensioenfondsen in een premiedekkingsgraad onder de 105%. De premiedekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de te ontvangen premie en de netto kostprijs van de jaarlijkse pensioenopbouw. DNB stelt zich sinds enkele jaren op het standpunt dat de toepassing van een gedempte premie ongewenst is in een situatie van dekkingstekort, dat wil zeggen bij een dekkingsgraad beneden de 105%. De toezichthouder is van mening dat de premie dan niet bijdraagt aan herstel van de financiële positie.

Ontheffing aan eis premiedekkingsgraad

Eind 2010 heeft DNB ermee ingestemd dat pensioenfondsen in dekkingstekort niet verplicht waren hun premie te verhogen om een premiedekkingsgraad van 105% te bereiken. Voorwaarde was dat er in de loop van 2011 maatregelen genomen zouden worden om in 2012 wel tot een kostendekkende premie te komen. Op 19 oktober jl. heeft DNB echter laten weten dat er ook voor 2012 ontheffing kan worden verleend aan pensioenfondsen om aan deze eis te voldoen. Dat betekent dat het niet noodzakelijk is om in 2012 een hogere pensioenpremie bij de aangesloten onderneming(en) en de deelnemers in rekening te brengen dan in 2011.

Kanttekeningen

Bij de DNB ontheffing voor 2012 plaatst Aon Hewitt twee kanttekeningen.

In de eerste plaats geldt deze ontheffing niet voor ieder pensioenfonds. Dit in tegenstelling tot hetgeen de media eerder berichtten. De ontheffing geldt niet voor pensioenfondsen die reeds in 2011 te maken hadden met een dekkingstekort door een te lage premie en is alleen van toepassing voor die fondsen die hun premie baseren op een vaste rekenrente.

Ten tweede moet worden benadrukt dat het gebruikmaken van de ontheffing niet een automatisme mag zijn. Pensioenfondsbesturen hebben hierbij een eigen verantwoordelijkheid en dienen een gedegen besluit te moeten nemen inzake het wel of niet willen toepassen van de ontheffing.

Gedegen besluit

In het kader van het Pensioenakkoord is er een uitgebreide maatschappelijke discussie ontstaan omtrent de intergenerationele solidariteit. Ons pensioenstelsel staat daardoor sterk onder druk. Evenwichtige belangenbehartiging door de pensioenfondsbesturen lijkt dan ook belangrijker dan ooit tevoren. Een gedegen afweging om nu maatregelen te effectueren of gebruik te maken van de ontheffing én maatregelen te verschuiven naar de toekomst omdat tijdig herstel wellicht verwacht wordt is essentieel. Het inschatten van de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds om de kans op tijdig herstel goed in te kunnen schatten is essentieel. Hierbij zijn een aantal factoren van belang.

Premiedekkingsgraad
Indien een pensioenfonds een premiedekkingsgraad heeft beneden 100% wordt er in feite pensioen ingekocht onder de kostprijs. Dat wil overigens niet zeggen dat de dekkingsgraad daardoor daalt. Dat is pas aan de orde indien de premiedekkingsgraad lager is dan de daadwerkelijke dekkingsgraad. In die situatie holt de financiële positie van het fonds verder uit. Dat zal echter voor behoorlijk wat pensioenfondsen aan de orde zijn. Op basis van de huidige stand van de marktrente zal de netto kostprijs van de pensioeninkoop voor de meeste pensioenfondsen minstens 15% hoger liggen dan per 1 januari 2011.

Overgangsregeling
Verder kennen veel pensioenfondsen nog een overgangsregeling in verband met de VPL-wetgeving. Jaarlijks wordt beoordeeld of de aanspraken uit hoofde van die regeling het jaar erna toegekend kunnen worden. De financiering hiervan vindt vaak plaats vanuit de doorsneepremie. Ook bij het toekennen in 2012 van voorwaardelijk toegezegde aanspraken uit hoofde van een overgangsregeling kan er sprake zijn van een verslechtering van de financiële positie van het pensioenfonds. Er zal dan een afweging gemaakt moeten worden tussen het belang van een zeer beperkte groep deelnemers, vaak één geboortejaargang, en dat van de overige belanghebbenden.

Pensioengerechtigden
Indien het volledige pensioenbedrag aan pensioengerechtigden bij een dekkingsgraad beneden de 100% wordt uitgekeerd, leidt dat tot een verdere daling van de dekkingsgraad. Er wordt immers meer geld uitgegeven dan daarvoor in kas is.

Ontwikkeling financiële positie

Bovengenoemde aspecten zijn relevant bij de beoordeling door pensioenfondsen begin 2012 of zij naar verwachting tijdig herstellen en dus gebruik kunnen maken van de ontheffing. Bij deze beoordeling dienen pensioenfondsen aan de hand van de stand per 31 december 2011 te bekijken of het dekkingstekort naar verwachting per eind 2013 zal zijn weggewerkt. Als dat niet zo is, zullen de opgebouwde pensioenen per 1 april 2013 gekort moeten worden. Hierbij is relevant te realiseren dat een definitieve beoordeling van de omvang van de korting moet plaatsvinden op basis van de situatie per 31 december 2012.

Het belang van een juiste inschatting van de ontwikkeling van de financiële positie blijkt uit berichten van de Pensioenfederatie. Uitgaande van de cijfers eind september 2011 dreigen ruim 100 pensioenfondsen per 1 april 2013 pensioen te moeten gaan korten. Gemiddeld bedraagt de korting 3% en in uitzonderlijke situaties kan de korting oplopen tot wel 15%. Het is dus zaak als pensioenfonds om de komende periode de ontwikkeling van de dekkingsgraad nauwlettend te monitoren. Een overzicht van de ontwikkeling van de dekkingsgraad op dagbasis vindt u op www.pensioenthermometer.nl.

Uitgangspunten financiële positie

Belangrijk is op basis van welke uitgangspunten een inschatting wordt gemaakt van de financiële positie van het pensioenfonds eind 2013. Veel pensioenfondsen hebben tot dusverre gebruik gemaakt van de maximaal toegestane rendementen op de beleggingen. Dat betekent onder andere een rendement op vastrentende waarden van 4,5% per jaar. Uit de huidige lage rentestand volgt dat de rentebijschrijving op de voorziening pensioenverplichtingen tot eind 2013 rond 1,6% op jaarbasis bedraagt. Op papier kunnen pensioenfondsen zodoende een forse verbetering van hun dekkingsgraad laten zien. De vraag is of dit erg realistisch is. Zeker pensioenfondsen die hun renterisico (grotendeels) hebben afgedekt, zullen in de praktijk ten aanzien van hun vastrentende waarden (nagenoeg) geen positieve bijdrage vanuit de vastrentende waarden op hun dekkingsgraad waarnemen. Mogelijk kan cijfermatig aangetoond worden dat de financiële positie van het pensioenfonds tijdig is hersteld zonder het korten van de aanspraken en rechten. Maar de vraag is of zij zichzelf, maar ook hun belanghebbenden, niet voor de gek houden.

Tot slot

Onze dringende oproep aan pensioenfondsbesturen is om bij de keuze om gebruik te maken van de door de toezichthouder geboden ontheffing van een premieverhoging terdege stil te staan bij de evenwichtige belangenbehartiging van alle belanghebbenden van het fonds. Bij het bevoordelen van bepaalde groepen deelnemers ten nadele van andere categorieën zal die druk alleen maar toenemen. Uiteindelijk zullen de besturen van de pensioenfondsen aan hun achterban duidelijk moeten kunnen maken waarom er bepaalde keuzes zijn gemaakt en dat daarbij de belangen van alle betrokkenen goed zijn afgewogen. Het advies is om bij de beoordeling van de financiële positie van pensioenfondsen de verwachte beleggingsrendementen realistisch vast te stellen. Het nemen van impopulaire beslissingen op korte termijn kan uiteindelijk het draagvlak voor de pensioenfondsen meer vergroten dan uitstel van maatregelen. Pensioenfondsen die in 2011 al gebruik gemaakt hebben van de ontheffing van een premieverhoging moeten zorgen voor een sluitende financiële opzet voor 2012. Voor zover deze fondsen de benodigde acties nog niet ondernomen hebben, dienen zij de komende maanden alsnog vaak ingrijpende maatregelen te nemen.

Contact

Deel dit artikel

Volg Aon Nederland