Te veel geld op de plank
Op dit moment moeten zorgverzekeraars ongeveer 11% van de schadelast in reserve houden. Maar in de praktijk hebben zij gemiddeld ruim 23% van de schadelast in reserve. Dat betekent dat de solvabiliteit van de zorgverzekeraars gemiddeld 211% (cijfer 2013) is ten opzichte van de wettelijke verplichting! Het lijkt er dus sterk op dat zorgverzekeraars inderdaad veel te veel geld ‘op de plank’ hebben liggen!
Nieuwe Europese regelgeving
Op 1 januari 2016 treedt er nieuwe Europese regelgeving in werking waarmee de solvabiliteiteis van verzekeraars wijzigt. Dat houdt in dat zij fors meer solvabiliteit moeten gaan aanhouden. Deze stijgt van 11% van de schadelast in 2015 naar 15% tot 17% van de schadelast in 2016. Dit betekent dan ook dat de solvabiliteitsratio van 211% in 2016 flink zal afnemen tot ergens tussen 127% en 143%. Het is dan ook niet vreemd dat zorgverzekeraars door het opbouwen van ruime reserves reeds hebben geanticipeerd op deze Europese regels.
Onderlinge verschillen
In 2015 is de solvabiliteitseis nog een vastgesteld percentage van de schadelast. Binnen de nieuwe Europese regels is de solvabiliteitseis afhankelijk van meer factoren. Belangrijk is bijvoorbeeld de mate waarin de verzekeraar haar risicomanagement op orde heeft. Dit zal leiden tot het ontstaan van verschillen tussen zorgverzekeraars in de hoogte van het verplichte solvabiliteitpercentage. Hoewel in 2015 alle zorgverzekeraars ruim voldoen aan de solvabiliteitseis, zijn er wel verschillen in het solvabiliteitspercentage tussen de verzekeraars. Op basis van dit gegeven, gekoppeld aan onderlinge verschillen in de solvabiliteitseis vanaf 2016, verwacht Aon dat dit vanaf 1 januari zal leiden tot grote verschillen in de financiële reserves van zorgverzekeraars.
Gevolgen voor de nominale premie
Verzekeraars die vanaf 1 januari 2016 hun solvabiliteitsratio fors zien zakken richting het minimumpercentage, zullen geneigd zijn dit via de nominale premie te compenseren. Dat leidt mogelijk tot een verhoogde nominale premie of tot minder inzet van de reserves om de nominale premie laag te houden. De verwachting is dat dit zal leiden tot grotere premieverschillen tussen de zorgverzekeraars.
Verder kijken
Grotere verschillen in nominale premie biedt werkgevers een kans om de zorgcollectiviteit opnieuw te bekijken en wellicht over te sluiten. Aon adviseert hierbij om, naast de hoogte van de nominale premie in 2016, vooral ook te kijken naar de financiële ontwikkelingen van de zorgverzekeraars door de jaren heen. Zo kan een verzekeraar met een stabiel financieel beleid en een rustige premieontwikkeling wel eens een betere contractpartij zijn dan een verzekeraar die in het ene jaar met premies stunt, om ze het jaar daarna weer fors te verhogen. Aon kan uw bedrijf uiteraard helpen bij het doen van een marktonderzoek voor uw zorgcollectiviteit.