Netherlands

Belangrijke eerste uitwerkingen van het pensioenakkoord

 

Datum: 15 juni 2020

Afgelopen vrijdag zijn de gesprekken tussen het kabinet en sociale partners over de uitwerking van het pensioenakkoord afgerond. Iets meer dan een jaar na dato is er overeenstemming over de contouren van ons nieuwe pensioenstelsel. Onderdeel van deze afspraken is ook de versoepeling van de kortingsregels vanaf eind 2020.

Het doel van het nieuwe pensioenstelsel is om het huidige pensioenniveau ongeveer gelijk te houden, ondanks dat de pensioenopbouw op een andere manier gaat plaatsvinden. Er zal niet langer worden uitgegaan van de vooraf gedefinieerde pensioenaanspraken (meestal op basis van een middelloonregeling), maar van de premie die voor een werknemer wordt betaald.

Deze verandering betekent nogal wat voor bestaande pensioenregelingen. De uitwerking hiervan voor pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een pensioenfonds en een verzekeraar en premiepensioeninstellingen (PPI’s) is substantieel anders. Een korte samenvatting van wat hierover tot nu toe bekend is:

Pensioenfondsen

De traditionele middelloonregeling en financiering via een gemiddelde premie (volgens de doorsneesystematiek) wordt afgeschaft. Nieuwe contracten worden beschikbare premieregelingen waarbij voor alle deelnemers een leeftijdsonafhankelijke premie wordt betaald. De hoogte van deze ‘vlakke’ premie zal maximaal 33% bedragen.

De besteding van de premie kan op twee manieren worden vormgegeven: inleggen op basis van de huidige verbeterde premieregeling (die op een klein aantal punten is gewijzigd), of premies inleggen op basis van de voorwaarden van het nieuwe pensioencontract: het ‘doorontwikkelde contract’.

Verbeterde premieregeling
Voor iedere verzekerde wordt de premie besteed voor de aankoop van beleggingen (fondsen). De waardeontwikkeling volgt het koersverloop van de desbetreffende beleggingsfondsen. Deze regeling is bij verzekeraars en PPI’s al langer gangbaar.

In deze variant hoeft op pensioendatum geen vaste uitkering te worden aangekocht. Het is de bedoeling dat risico’s beter verdeeld worden dan nu het geval is. Hoe is nog niet duidelijk. Ook pensioenfondsen kunnen kiezen voor deze variant. Sociale partners kunnen bepalen dat een variabele uitkering de standaard wordt voor alle deelnemers maar deelnemers kunnen ook voor een vaste uitkering kiezen als zij dit willen.

Het nieuwe doorontwikkelde contract
Er zijn geen gegarandeerde pensioenen meer. Er is sprake van één collectief tussen actieven, gepensioneerden en slapers. De opgebouwde waarde van een deelnemer komt overeen met een evenredig aandeel in de totale waarde van het fonds, dit in tegenstelling tot de verbeterde premieregeling. De hoogte van de waarde wordt omgerekend in een verwacht pensioen. Hierbij wordt een projectierendement aangehouden.

Om te bepalen hoeveel premie er ingelegd moet worden om op pensioendatum tot het gewenste pensioen te komen, wordt er eveneens gewerkt met een projectiemethode. Daarnaast komt er een collectieve solidariteitsreserve. Dit is een collectief vermogen dat wordt gevuld met premies en/of overrendement. Met dit vermogen worden risico’s binnen generaties en ook met toekomstige generaties gedeeld. Om uitschieters te voorkomen zijn er afspraken gemaakt om de pensioenuitkeringen te stabiliseren:

  • Mee- en tegenvallers wegen minder zwaar mee naarmate je ouder wordt.
  • Mee- en tegenvallers kunnen in de tijd worden gespreid. Slechte jaren worden hierdoor gecompenseerd door goede jaren.
  • In jaren dat het minder goed gaat, kunnen tegenvallers worden opgevangen uit de verplicht aangehouden solidariteitsreserve.

Verzekerde regelingen

De meeste regelingen die bij een verzekeraar zijn ondergebracht zijn al een beschikbare premieregeling. Een relatief beperkt aantal bedrijven heeft momenteel een middelloonregeling die wordt uitgevoerd door een verzekeraar. Na invoering van het pensioenakkoord zal deze vorm niet langer meer mogelijk zijn. Deze middelloonregelingen zullen moeten worden omgezet naar een verbeterde premieregeling of doorontwikkeld contract.

Progressieve versus vlakke premie
In nagenoeg alle regelingen is momenteel sprake van een premie die stijgt naarmate een werknemer ouder wordt (de zogenoemde progressieve premie). Ook in deze contracten zal voortaan voor de deelnemers een leeftijdsonafhankelijke (vlakke) premie worden betaald. De hoogte van deze vlakke premie zal maximaal 33% bedragen.

Voor deze pensioenregelingen is adequate en kostenneutrale compensatie zeer gecompliceerd gebleken. Het zou tot fors hogere premies en/of lagere pensioenresultaten leiden. Daarom is besloten dat werkgevers kunnen kiezen om voor bestaande deelnemers de huidige pensioenregeling, met een progressieve premie, te blijven toepassen. Nieuwe medewerkers starten in de nieuwe systematiek en bouwen pensioen op met de vlakke premiesystematiek. Veel werkgevers zullen dus waarschijnlijk twee pensioenregelingen krijgen. Dat zal leiden tot hogere kosten omdat voor de nieuwe medewerkers doorgaans een vlakke premie zal worden betaald die voor jongeren hoger is dan nu het geval is en de verouderende populatie wordt in de progressieve staffel steeds duurder.

Evenwichtige overgang

Voor pensioenfondsen zal het pensioenakkoord in eerste instantie de grootste impact hebben. Omdat het niet de bedoeling is dat deelnemers erop achteruitgaan, moeten deelnemers bij eventueel nadeel adequaat kostenneutraal worden gecompenseerd volgens een nog uit te werken voorgeschreven transitiemodel. Hoe deze compensatie eruit komt te zien is nu nog niet duidelijk. Deelnemers krijgen daarom inzicht in de hoogte van hun pensioen vóór en na overgang naar een van de twee nieuwe contracten. De werkgever laat zien welke maatregelen er zijn genomen om, indien noodzakelijk, adequaat te compenseren. Uit berekeningen die zijn gemaakt, blijkt echter dat de meeste deelnemers er in de nieuwe situatie op vooruitgaan.

Het inbrengen van de opgebouwde pensioenen in het nieuwe contract is het meest wenselijk. Mee- en tegenvallers kunnen zo het beste worden gedeeld. Dit wordt in principe de standaard, maar als dit in de praktijk tot veel nadelen leidt voor een bepaalde groep, kan hiervan worden afgeweken. Een pensioenfonds voert dan net als een werkgever met een verzekerde pensioenregeling twee pensioenregelingen uit.

Aangepaste kortingsregels vanaf eind 2020

Pensioenfondsen die eind dit jaar een dekkingsgraad van 90% of hoger hebben, hoeven niet te korten op pensioenen. Deze tijdelijke maatregel, zoals die eind 2019 van kracht werd, wordt één jaar verlengd. Pas als een fonds een dekkingsgraad lager dan 90% heeft, moet er gekort worden. Dit betekent dat de meeste fondsen waarschijnlijk uit de gevarenzone zijn.

Het vervolg

De vakbonden leggen de uitwerking op korte termijn voor aan hun achterban. Als de leden akkoord gaan, wordt het onderhandelingsresultaat vastgelegd in een hoofdlijnennotitie die minister Koolmees voor de zomer naar de Tweede Kamer stuurt. Hierin zullen ook afspraken staan over andere onderwerpen, zoals de vormgeving van het nabestaandenpensioen en vervroegde pensionering. De Tweede Kamer gaat op 3 juli met zomerreces. Het wordt nog een korte eindsprint om alles op tijd af te hebben. Vervolgens wordt alles in wetgeving vastgelegd met als doelstelling dat alle pensioenregelingen per 1 januari 2026 zijn aangepast. De periode tot 1 januari 2026 is bedoeld om de transitie vorm te geven. Dit geldt niet alleen voor pensioenfondsen maar ook voor verzekeraars en PPI’s