Netherlands

Verplicht aansluiten bij bedrijfstakpensioenfonds? Onderneem nu actie

 

 

In Nederland hebben werkgevers in principe zelf de keuze of zij hun medewerkers een pensioenregeling aanbieden. Maar in sommige gevallen gelden er uitzonderingen, zoals bij de verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) op grond van de Wet bpf. Vermoed u dat uw onderneming valt onder een verplicht bpf of bent u actief aangeschreven door een bpf? Wacht dan niet af, maar onderneem actie. In dit artikel leggen we u uit wat uw rechten en plichten zijn.

Hoe weet u of er sprake is van verplicht pensioen voor uw onderneming?
Als uw bedrijfsactiviteiten overeenkomen met de beschreven activiteiten in de werkingssfeer van het verplichte bpf, dan is uw onderneming verplicht zich aan te sluiten bij dat bpf. U heeft dan als werkgever dus geen (volledige) keuzevrijheid meer over het al dan niet aanbieden van een pensioenregeling. Een verplichte aansluiting kan ook voortkomen uit een cao. In principe moet u als werkgever zelf (laten) onderzoeken of er sprake is van een verplicht bpf. Dit is geen eenmalig onderzoek, maar een voortdurend proces, bijvoorbeeld omdat uw bedrijfsactiviteiten worden uitgebreid of gewijzigd.

Wat gebeurt er als u nalaat onderzoek te doen?
Als u niet weet of uw onderneming zich (mogelijk) verplicht moet aansluiten bij een bpf, dan kan dit grote financiƫle gevolgen hebben. Het bpf zal in beginsel moeten eisen dat een onderneming zich aansluit, vaak met terugwerkende kracht. Bij verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen geldt de regel: geen premie, toch rechten. Ook als er door de werkgever geen premie afgedragen is, hebben de (ex-)werknemers van de onderneming toch recht op pensioen. Het bpf zal pensioenen moeten toekennen, als blijkt dat de onderneming wel aangesloten had moeten worden. Een bpf zal altijd willen voorkomen dat er geen premies betaald worden, en gaat daarom actief op zoek naar deze ondernemingen.

Verplichtstellingen zijn lang niet altijd even duidelijk
Het is niet altijd even makkelijk om te bepalen of de bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeer van een verplichtstelling vallen, zeker niet voor ondernemingen met meerdere bedrijfsactiviteiten. De tekst van de verplichtstelling zou hierover duidelijkheid moeten geven. Toch bestaat hier veel discussie en onduidelijkheid over. Zijn de bedrijfsactiviteiten op zichzelf doorslaggevend of zijn deze dienstbaar aan een andere bedrijfsactiviteit, en moeten deze dus worden toegerekend aan een andere activiteit? Denk aan voorbereidende activiteiten die noodzakelijk zijn voor een productieproces. Is de activiteit een heel klein onderdeel van de bedrijfsactiviteiten, maar kan deze toegerekend worden aan een grotere activiteit? En in samenhang daarmee: worden deze ‘in hoofdzaak’ uitgevoerd, ofwel meer dan 50% of niet (het hoofdzakelijkheidscriterium)? Dan kan een kleine activiteit die niet in de tekst van de verplichtstelling staat, maar essentieel is of ondersteunend voor een activiteit die dat wel staat, opeens van doorslaggevend belang zijn. Dit zijn vragen die een belangrijke rol kunnen spelen bij een bpf-onderzoek.

Is vrijstelling van verplichte aansluiting mogelijk?
Ja, wettelijk is vastgesteld wanneer een werkgever recht heeft op een vrijstelling. Er zijn vijf verplichte vrijstellingsgronden. Het bpf ‘moet’ in de volgende gevallen vrijstelling verlenen. Vrijstelling vanwege:

  • een bestaande pensioenregeling,
  • groepsvorming,
  • de eigen cao,
  • netto pensioen,
  • onvoldoende beleggingsrendement.

Vrijstelling in verband met een bestaande pensioenregeling
De meest voorkomende vrijstellingsgrond is die vanwege een bestaande pensioenregeling. Om hier beroep op te kunnen doen, moet het gaan om een onderneming die al lang bestaat, omdat veel van de verplichtstellingsbeschikkingen al jaren geleden zijn ingegaan. Of de werkgever heeft zelf een pensioenvoorziening getroffen, minstens zes maanden voordat de verplichtstelling van toepassing werd. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de verplichtstellingsbeschikking op een later moment van toepassing is geworden vanwege een wijziging of uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, of omdat de verplichtstellingsbeschikking is gewijzigd.

Voorwaarde: actuarieel en financieel gelijkwaardig
Voor de vrijstellingen vanwege een bestaande regeling geldt de voorwaarde dat de bestaande pensioenregeling van de werkgever altijd ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de verplichte pensioenregeling van het bpf. Een vrijstelling is bovendien niet voor altijd geldig: elke vijf jaar dient de werkgever aan te tonen dat de pensioenregeling nog steeds tenminste actuarieel en financieel gelijkwaardig is. Als dat niet meer zo is, kan het bpf de vrijstelling intrekken.

Wat verandert er door de Wet toekomst pensioenen?
De pensioenregelingen van de bedrijfstakpensioenfondsen zullen met de komst van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) behoorlijk veranderen. Is het voor de werkgever wenselijk en/of nog wel aantrekkelijk om de vrijstelling te continueren? En zo ja, zal het de werkgever lukken om de eigen pensioenregeling actuarieel en financieel gelijkwaardig te houden? Zodra een bpf een regeling heeft ingevoerd op grond van de Wet toekomst pensioenen, zullen de regels rondom gelijkwaardigheid ook anders worden.

Wacht niet af, maar kom in actie
Twijfelt u of uw onderneming zich moet aansluiten bij een verplicht bpf? Of vermoed u dat er door de Wtp veel gaat veranderen voor uw pensioenregeling? Wacht dan niet af, maar onderneem direct actie. Bpf-onderzoeken of vrijstellingsverzoeken kunnen complex zijn. Betrek daarom altijd een deskundige partij. Onze gespecialiseerde pensioenadviseurs staan voor u klaar.

Geschreven door Yasemin Ozdal-Dogan, Legal Consultant

Heeft u interesse?
Wilt u meer weten over onze ondersteuning bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel? Neem voor meer informatie contact op met Jacintha van Bijnen, Manager Client Consultants GCC/SME, [email protected]