Netherlands

Mythe 3: “Het toezicht is België is minder strikt”

 

Veel grote werkgevers en pensioenfondsbestuurders baseren hun beeld van een Europees pensioenfonds op vooroordelen, zo blijkt uit onderzoek van Aon. Ook in mijn dagelijkse werk merk ik vaak dat wij Nederlanders wat België aangaat, nogal wat vooroordelen hebben. In deze serie blogs behandel ik 6 mythes over de verschillen tussen Nederland en onze zuiderburen. Zie hier blog 3.

Dat wij de Belgisch samenleving al snel ‘losser’ vinden, betekent niet dat het toezicht en de handhaving dat bij onze zuiderburen ook daadwerkelijk zijn. Wist u dat pensioenfondsen in België zelfs onder prudent toezicht staan? Het is een sprookje dat in België de governance en de controle veel lichter is dan in Nederland. De uitvoering in België valt gewoon onder de Europese richtlijn en moet aan dezelfde prudentieregels voldoen. De Belgische toezichthouder vult deze elementen binnen de Europese regelgeving alleen anders in dan De Nederlandsche Bank in Nederland. Daarmee is deze invulling niet onveiliger. Maar hoe zit het dan met de verschillen in het toezicht?

De verschillen tussen rule based en principle based
Bij rule based is alles voorgeschreven. U kent de voorbeelden wel van de UFR, de fictieve rentecurve voor looptijden langer dan 20 jaar door De Nederlandsche Bank, of het bijna halsstarrig vasthouden aan de risicovrije rente voor pensioenen ongeacht de zekerheidsmaat. Bij principle based komt het begrip prudent naar voren. Dit betekent doorgaans ‘voorzichtig’. De Belgische toezichthouder heeft dus geen set met rekenregels, UFR of andere vooringenomen standpunten. De Belgische toezichthouder beoordeelt of het geheel voorzichtig (prudent) genoeg is.

Regels opvolgen of keuzes verklaren?
Nederland kent een kwantitatief gericht toezichtskader met talrijke regels (rule based). Die moeten door elk fonds strikt worden nageleefd, zonder dat de vraag wordt gesteld of dit allemaal wel zo zinvol is voor de specifieke situatie van een bepaald fonds. In België moet je die vraag wèl voortdurend stellen en ten opzichte van in Nederland veel meer verklaren waarom je de governance en financiering op een bepaalde manier hebt georganiseerd (principle based). De rol van de actuaris is hierdoor in België van groot belang.

Onderdekking
Een van de basisregels in België is dat onderdekking onmogelijk is. Onderdekking betekent dat er minder geld is dan nodig om alle toekomstige verplichtingen te voldoen. In Nederland wordt dat dekkingsgraad genoemd, in België financieringsgraad. De toezichthouder daar kijkt dan ook nadrukkelijk naar de financiële gezondheid van de sponsor/werkgever. De toezichthouder gaat hiervoor al het gesprek aan met de sponsor voordat een vergunning verleend wordt. Daarbij moet de financiële haalbaarheid van de pensioenregeling op de korte en de lange termijn worden aangetoond.

Verantwoordelijkheden van pensioenfonds en werkgevers
Een ander verschil ligt in het feit dat een Belgisch pensioenfonds (en dus ook de IORP) een middelenverbintenis heeft. Dat wil zeggen dat het pensioenfonds zo goed mogelijk zijn best moet doen om een bepaald resultaat te halen. De uiteindelijke resultaatsverbintenis, oftewel ervoor zorgen dat de werknemers hun pensioenuitkering krijgen, ligt bij de werkgevers (de bijdragende ondernemingen).

Korten van pensioenrechten
Dit verklaart waarom naar Belgisch recht korten van de pensioenrechten niet mogelijk is zolang er een werkgever is. Die zal immers altijd en in alle omstandigheden moeten bijspringen om de voor het verleden verworven pensioenrechten te garanderen. Deze juridische achtergrond speelt een rol in de wijze waarop de verplichtingen worden gewaardeerd, de parameters voor de waardering en de manier waarop de dekkingsgraad bepaald wordt. Voor Nederlandse pensioenregelingen is dit uiteraard anders. Bij Nederlandse pensioenfondsen kunnen de opgebouwde pensioenen wel gekort worden in geval van een te lage dekkingsgraad, ongeacht of de werkgever nog bestaat. Er is slechts in een zeer beperkt aantal gevallen een bijstortingsverplichting. Als een Nederlandse pensioenregeling wordt uitgevoerd in het Belgische prudentiële kader, dan is de Nederlandse sociale en arbeidsvoorwaardelijke wetgeving van kracht en kunnen de opgebouwde pensioenen dus wel gekort worden. Dit moet dan wel expliciet zijn opgenomen in de toezegging richting de deelnemers.

Conlusie: belang van de deelnemer staat altijd centraal
De Belgische toezichthouder (FSMA) heeft evenals De Nederlandsche Bank het belang van de deelnemer voor ogen en het toezicht is hierop afgestemd. In beide landen moet het toezicht voldoen aan Europese wet- en regelgeving. Daarnaast is het belangrijk te weten dat alle zaken die gerelateerd zijn aan het Nederlandse sociale recht en arbeidsrecht onverkort van toepassing blijven binnen de nieuwe situatie, en ook nog steeds onder de controle vallen van de Nederlandse toezichthouder. Kortom, niet minder toezicht maar ander toezicht.

Dit was de derde van zes mythes over de verschillen tussen pensioenfondsen in België en Nederland.
Lees ook mijn andere blogs en de uitslagen van het onderzoek van Aon.

Mythe 1: Deelnemers lopen hogere risico’s bij een Europees pensioenfonds
Mythe 2: De Belgische regelgeving is te soepel