Flexibele premieregeling (FPR) bij een pensioenfonds en keuzebegeleiding

Flexibele premieregeling (FPR) bij een pensioenfonds en keuzebegeleiding
Wet toekomst pensioenen (Wtp)

02 of 12

This insight is part 02 of 12 in this Collection.

August 25, 2025 10 minuten

Flexibele premieregeling (FPR) bij een pensioenfonds en keuzebegeleiding

women taking nates

De overgang naar een flexibele premieregeling (FPR) vraagt om zorgvuldige keuzes en heldere communicatie. Pensioenfondsen staan voor complexe beslissingen over uitvoering en begeleiding, met grote impact op deelnemers en hun pensioenkeuzes.

In het kort
  1. Pensioenfondsen moeten kiezen of ze zelf vaste én variabele uitkeringen aanbieden. Dit beïnvloedt het shoprecht en de solidariteit binnen het fonds. De juiste keuze vereist afstemming met statutaire doelen en belangen van deelnemers.
  2. Goede keuzebegeleiding is cruciaal. Pensioenfondsen mogen niet adviseren, maar moeten wel helder informeren. Samenwerking met werkgevers en externe experts kan zorgen voor neutrale, deskundige begeleiding en naleving van de zorgplicht.
  3. Communicatie is geen sluitstuk, maar essentieel. Pensioenfondsen moeten pensioenbewustzijn vergroten via gerichte en begrijpelijke informatie. Slechte communicatie kan leiden tot suboptimale keuzes en ondermijning van het deelnemersbelang.

Het is al even zover: vrijwel alle transitieplannen voor pensioenregelingen die worden uitgevoerd door een pensioenfonds, zijn gepubliceerd. Daardoor is er helderheid ontstaan over waar de markt voor dergelijke pensioenregelingen heen gaat. En het mag geen verrassing zijn dat het merendeel van de pensioenfondsen gaat invaren naar een solidaire premieregeling (SPR), terwijl ook een flink aantal pensioenfondsen en APF-kringen invaart naar een flexibele premieregeling (FPR). Volledigheidshalve merken we op dat er ook nog een aantal pensioenfondsen in het financieel toetsingskader (FTK) blijft.

Waar invaren sowieso al de nodige voeten in aarde heeft gezien de complexiteit, is het bij een FPR nog een stukje complexer – in ieder geval wat communicatie betreft. De deelnemers die al een uitkering ontvangen, moeten immers kiezen of ze meegaan naar de standaard variabele uitkering of liever een vaste uitkering willen. Zij krijgen na het invaarmoment maximaal een jaar voor het maken van die keuze .

Na deze ‘big bang’ moeten voortaan alle deelnemers die pensioneren die keuze maken. Daarbij speelt ook nog eens de vraag of een pensioenfonds zelf zowel de vaste als variabele uitkering aanbiedt of slechts
één van die twee. Al met al een aardig vraagstuk wat in het staartje van de besluitvorming over de Wet toekomst pensioenen (Wtp) nog de nodige aandacht vraagt. Er zijn twee onderdelen waarmee rekening gehouden moet worden.

1. Uitvoering

De eerste kwestie betreft de uitvoering van de uitkeringsfase. Een pensioenfonds kan in principe zowel een variabele als een vaste (vastgestelde, stabiele) uitkering uitvoeren. Dit hoeft echter niet. Indien een pensioenfonds dit niet doet, dan hebben de deelnemers ‘shoprecht’. Het bestuur van deze fondsen dient de mogelijkheden grondig te overwegen. Gaat het fonds zelf beide opties aanbieden, wordt er gezocht naar een partner voor bijvoorbeeld de vastgestelde uitkering of wordt het aan de deelnemers zelf overgelaten?

2. Begeleiding

De tweede kwestie is hoe de begeleiding in te richten? Er is al regelgeving over keuzebegeleiding. De verwachting is dat die nog verder wordt uitgebreid. Hoe dient hiermee omgegaan te worden, ook in het licht van de zorgplicht? Daarbij speelt ook de scheidslijn tussen informeren en adviseren (dat laatste mag een pensioenuitvoerder zelf doen). Bovendien is het een samenspel met de aangesloten werkgevers, zij hebben in de begeleiding van hun medewerkers ook een verantwoordelijkheid.

In het vervolg van dit document gaan wij dieper in op deze vraagstukken.

Zelf alles aanbieden of niet?

De uitvoering van een pensioenregeling binnen een pensioenfonds is gestoeld op solidariteit binnen het collectief van (voormalig) medewerkers binnen een onderneming of meerdere ondernemingen met een gemeenschappelijke band. Dit lijkt moeilijk te verenigen met het shoprecht, waardoor een deel van de populatie zou kunnen uitstromen richting een andere aanbieder. In het meest extreme geval zou dit zelfs de solidariteit in gevaar kunnen brengen. Als het volume van het pensioenfonds immers kleiner wordt, dan heeft dit gevolgen voor de toekomstbestendigheid van de uitvoering door het fonds. Ook wordt het risico onderkend dat vooral degenen met de grotere pensioenbedragen van hun shoprecht gebruik maken. In de praktijk blijkt het overigens relatief vaak om ongehuwden te gaan.

De eerste reactie zou dan kunnen zijn om te onderzoeken in hoeverre het zelf aanbieden van zowel een vastgestelde uitkering als een variabele uitkering mogelijk is. Aandachtspunt hierbij is wel, dat het belang van de deelnemers voorop moet blijven staan. Als beide varianten door het pensioenfonds worden aangeboden, dan vervalt het shoprecht. Daarmee blijven alle uitkeringen in het fonds en dus wordt de solidariteit in beginsel behouden. Alleen rijst de vraag of de vastgestelde uitkering die via het fonds kan worden verkregen wel het beste is voor de deelnemers. Dit ook in relatie met hetgeen het pensioenfonds in de statuten heeft opgenomen als doelstelling. Wat zijn dan de alternatieven?

Alternatieven

Wij onderscheiden vijf verschillende mogelijkheden met betrekking tot de uitkeringsfase. Deze zijn hieronder schematisch weergegeven.

Strategische keuze

Invulling keuzebegeleiding voor gepensioneerden.

  • 1. Pensioenfonds voert zelf de vaste en variabele uitkering uit

    -/- Operationele belasting voor het fonds vanwege een dubbele administratie

    -/- Aanhouden van een buffer

    +   Voor deelnemer: 1 loket alleen pensioenfonds is aanspreekpunt

  • 2. Binnen het fonds, verzekerd d.m.v. een buy-in contract

    -/- Deelnemer: geen shoprecht

    +   Deelnemer: 1 loket

  • 3. Collectief contract bij een verzekeraar

    Inventarisatie vooraf bij deelnemers verplicht

    -/- 1 keuzemoment

    +   Deelnemer: heeft shoprecht

    -/-  Pensioenfonds i.c.m. 1 verzekeraar

    +   Schaalvoordeel

  • 4. Mantel bij een verzekeraar

    + Speciaal tarief bij preferred supplier voor deelnemer

    + Shoprecht deelnemer

  • 5. Op individuele basis shoppen

    Gepensioneerde gaat op individuele basis shoppen bij diverse verzekaars.

Het verschil tussen de eerste optie – het zelf uitvoeren van zowel de vastgestelde als de variabele uitkering – en de tweede optie – een buy-in – ligt in de operationele uitvoering. In beide gevallen is er geen sprake meer van shoprecht. Het pensioenfonds voert namelijk beide soorten uitkering zelf uit. Alleen wordt één ervan in de tweede optie volledig uitbesteed aan een derde partij, een verzekeraar of herverzekeraar. De derde optie is een variant op de tweede. Er is eveneens een verzekeraar geselecteerd waarbij een deelnemer op het moment van invaren of pensionering zijn pensioen kan aankopen en daarnaast zijn er collectieve voorwaarden van toepassing.

Echter, de deelnemer is niet verplicht om, als hij of zij een vastgestelde uitkering wenst dit bij deze verzekeraar onder te brengen. Het zogeheten shoprecht is van kracht, deelnemers zijn vrij hun pensioen aan te kopen waar zij wensen. De vierde optie is een iets lichtere variant van de derde optie. Er is een mantel gesloten met een partij die dient als preferred supplier, terwijl bij een collectief contract alle tarieven en voorwaarden al volledig van tevoren zijn vastgelegd. De laatste optie ten slotte is de meest vrijblijvende en laat alles aan de deelnemer zelf over.

Keuzebegeleiding

Bij de keuze tussen de verschillende opties speelt de zorgplicht eveneens een rol. Sowieso moet er zorgvuldig gecommuniceerd worden door pensioenfondsen richting de deelnemers, de minister heeft zich hier recentelijk nog over uitgesproken. Als het bestuur evenwel kiest voor een optie waarbij de deelnemer keuzes kan maken, dan wordt de zorgplicht voor het pensioenfonds daarbij zwaarder.

Al is de regelgeving rondom keuzebegeleiding wellicht nog niet helemaal in detail uitgewerkt, het moge duidelijk zijn dat deelnemers die pensioneren of uitkeringsgerechtigden die na invaren ineens moeten kiezen tussen een standaard variabele uitkering of toch een vastgestelde uitkering, additionele begeleiding nodig hebben. In onze optiek volstaat een simpele verwijzing naar een vergelijkingssite daarbij niet. Deelnemers moeten zich goed bewust zijn van de (langdurige) gevolgen van hun keuze. Het is dan overigens wel zaak dat het pensioenfonds voorzichtigheid betracht: het is een fonds niet toegestaan om advies te geven, alleen om te informeren.

Deze kwestie kan – naast de keuze voor een optie zelf – een bestuur voor de nodige uitdagingen stellen. Immers, het bestuursbureau en de communicatiecommissie zijn momenteel al overbelast als gevolg van alle wijzigingen in het kader van de Wtp. Als zij nu deelnemers moeten gaan informeren, begeleiden en vragen moeten beantwoorden, dan komt de beperkte capaciteit nog verder in het gedrang.

Daar komt bij dat het pensioenfonds veel energie heeft gestopt in het optimaliseren van de uitkeringsfase die het zelf uitvoert – veelal de variabele uitkeringsvariant - en logischerwijs daar een sterke voorkeur voor heeft, boven de vaste uitkering. Het is de kunst neutraal te blijven en het belang van elke individuele deelnemer leidend te laten zijn. Let op: ook verzekeraars bieden hun beste tarief onder de voorwaarde dat de communicatie neutraal zal zijn.

Advies

Het lijkt daarom niet meer dan logisch om een externe partij in te huren voor deze keuzebegeleiding. Dit is echter minder gemakkelijk dan gedacht. Veel communicatiebureaus op het gebied van pensioen hebben weliswaar de nodige ervaring met het begeleiden van deelnemers in premieovereenkomsten, maar dit betreft premieovereenkomsten bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI’s).

De situatie van die deelnemers is niet
één op één vergelijkbaar met de keuzes waar deelnemers aan een pensioenfonds mee geconfronteerd worden. Zo is een variabele uitkering vanuit een premieovereenkomst bij een verzekeraar of PPI moeilijk te vergelijken met een variabele uitkering bij een pensioenfonds.

Een belangrijk verschil is de collectieve risicodeling bij een pensioenfonds die plaatsvindt via de risicodelingsreserve en die ontbreekt bij de oplossingen die verzekeraars en PPI’s bieden. In het verlengde daarvan spelen onder andere gespreide inkoop en verschillen in beleggingsprofiel. Het is dus zaak dat een externe partij die gaat communiceren, informeren en wellicht adviseren zich dit goed realiseert en ook goed op de hoogte is van en ervaring heeft met de materie bij pensioenfondsen.

Externe partij met kennis van zaken

In welke mate een externe partij wordt ingehuurd voor de keuzebegeleiding en hoe dit gefinancierd wordt, dient door het bestuur van het pensioenfonds afgestemd te worden met de aangesloten werkgever(s). Gedacht kan worden aan een samenwerking, waarbij het pensioenfonds bijvoorbeeld de algemene onderdelen voor zijn rekening neemt (tot en met een eerste keuzebegeleidingsgesprek) en de werkgever een bijdrage doet in de kosten voor een (uitgebreid) adviesgesprek.

Door dit collectief in te richten, kan niet alleen een significant kostenvoordeel worden gerealiseerd, maar wordt ook zeker gesteld dat alle communicatie op elkaar aansluit én dat de ingehuurde externe neutrale partij daadwerkelijk kennis van zaken heeft. Zowel het bestuur als de werkgever kan daarna niet meer verweten worden onvoldoende invulling te hebben gegeven aan de keuzebegeleiding en zorgplicht, waardoor deelnemers mogelijk suboptimale keuzes hebben gemaakt.

Tot slot

Pensioenfondsen die invaren naar een FPR staat nog een uitdaging te wachten op het gebied van begeleiding van deelnemers die pensioneren en van uitkeringsgerechtigden die eenmalig moeten kiezen tussen een vast(gestelde) uitkering en een variabele uitkering.

Wij onderscheiden twee fases:

  1. Welke optie van de vijf is de best passende?
  2. Hoe wordt keuzebegeleiding ingericht?

Wat ons betreft zou het bestuur vooral dienen te voorkomen dat deelnemers kunnen beargumenteren dat zij geen optimale keuze hebben kunnen maken. Ofwel doordat het pensioenfonds zelf beide soorten uitkeringen aanbiedt, terwijl in de markt een beter passende of hogere uitkering verkregen kan worden, ofwel doordat deelnemers niet voldoende begeleid worden in hun keuze.

Daarbij is het zaak dat het bestuur zich laat bijstaan door experts die voldoende kennis van zaken hebben, enerzijds bij de afweging rondom de keuze voor een optie en mogelijke onderhandelingen met een verzekeraar, anderzijds met de keuzebegeleiding en communicatie richting deelnemers. Aangezien we ons hierbij begeven op het kruispunt tussen pensioenfondsen en verzekeringen, is het onontbeerlijk dat de adviseur op beide onderdelen van de pensioenmarkt voldoende ervaring heeft.

Tenslotte de communicatie, die vaak als sluitstuk en verplichting wordt gezien. Geregeld rijst de vraag of de communicatie überhaupt wordt gelezen of tot zich wordt genomen door deelnemers. Wij benadrukken dat dit een essentieel onderdeel van de dienstverlening van pensioenfondsen richting haar deelnemers uitmaakt. Indien deelnemers onvoldoende notie nemen van de communicatie, kan een bestuur zich ook afvragen wat de oorzaak daarvan is en hoe dit veranderd kan worden.

Het nieuwe stelsel biedt meer flexibiliteit en meer keuzemogelijkheden, maar vraagt wel meer input van de deelnemers. Om dat in goede banen te leiden is het vergroten van het pensioenbewustzijn nodig. Dit kan alleen door middel van uitgebreide, gerichte en passende communicatie. Het zou zonde zijn als na een omvangrijk traject zoals de Wtp, dat aanzienlijke kosten en inspanningen met zich mee heeft gebracht, nu beknibbeld wordt op de communicatie, terwijl dat mogelijk het allerbelangrijkste onderdeel is! Want in de meeste statuten staat het duidelijk: het fonds handelt in het belang van de deelnemers. En ook in het Pensioenakkoord voorafgaand aan de Wtp was expliciet opgenomen dat pensioen duidelijker en transparanter moest worden. Wij willen pensioenfondsen en werkgevers oproepen om hieraan te voldoen en de communicatie naar en keuzebegeleiding van deelnemers niet te gemakkelijk af te doen.

Geschreven door
  • Jacintha van Bijnen
    Strategisch pensioenadviseur, Aon Nederland