Nederlands | Français Belgium

Aanvullende pensioenen: verhoging van de Bijzondere Sociale Zekerheidsbijdrage naar 3%

 

Naar goede gewoonte heeft de Belgische wetgever eind december nog een Programmawet goedgekeurd met een reeks diverse maatregelen in vervat (Programmawet 25 december 2017, Belgisch Staatsblad 29 december 2017).

Eén van de daarin vervatte maatregelen is de verhoging van de Bijzondere Sociale Zekerheidsbijdrage, de zogenaamde “Wijninckxbijdrage”, van 1,5% naar 3%.

Wat is deze “Wijninckxbijdrage”?
Sinds de invoering ervan door de regering Di Rupo in 2012 bestond er een extra bijzondere werkgeversbijdrage van 1,5% voor hogere aanvullende pensioenen. Deze bijdrage komt bovenop de gewone patronale bijdrage van 8,86% van toepassing voor aanvullende pensioenen van werknemers.

Hoe werkt het?
Deze “Wijninckx-bijdrage” is enkel van toepassing indien de kost door de werkgever of de vennootschap van het aanvullend pensioen (via groepsverzekering, pensioenfonds of IPT) samen met de kost voor de dekking overlijden (inclusief eventuele aanvullende ongevallenverzekering) een bepaald plafond overschrijdt.

Heel concreet bedraagt dit plafond voor 2017 (2018 nog niet gekend op dit moment) 31.836 €.

Bedraagt bovenstaande werkgevers- of vennootschapskost voor een bepaalde werknemer of bedrijfsleider dus meer dan deze 31.836 €, dan zal de “Wijninckxbijdrage” verschuldigd zijn, enkel op het surplus.

Verdubbeling bijdrage
Om budgettaire redenen wordt de bijdrage vanaf 1 januari 2018 verhoogd van 1,5% naar 3% (artikelen 27 tot 30 Programmawet).

Praktisch
De bijdrage is ten laste van de inrichter van het pensioenplan, zijnde de werkgever of de vennootschap.

Ze moet betaald worden voor het einde van het kalenderjaar volgend op dat waarin de opbouw gebeurde. De bijdrage van 3% voor 2018 zal dus berekend worden op de premies betaald in 2017 en dient betaald te worden eind 2018.

Voor werknemers wordt de bijdrage betaald via de RSZ-aangifte van het vierde kwartaal (betaald uiterlijk 31 januari van 2019). Mogelijk neemt het sociaal secretariaat deze verplichting over indien gewenst. Zelfstandigen met een IPT dienen hiervoor een specifieke storting te doen aan het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (« RSVZ”) tegen uiterlijk 31 december 2018.

Bij laattijdigheid is er een boete van 1% per maand verschuldigd.

Definitieve regeling in 2019?
De regeling hiervoor beschreven is in essentie maar een voorlopige regeling in afwachting van de inwerkingtreding van het definitief regime. De laatste plannen zijn om het definitief regime te laten ingaan op 1 januari 2019. Momenteel is er echter nog extra informatie nodig om dit op punt te stellen. SIGeDIS vzw, de beheerder van de databank aanvullende pensioenen (DB2P), krijgt dus nog een jaar de tijd om deze informatie verzamelen.

Actiepunt
Voor de inrichter, zijnde de werkgever (bij werknemers) of de vennootschap (bij zelfstandigen), bestaat er dus een verplichting tot betaling van de bijdrage én een verplichting om na te gaan of geen van de aangeslotenen de voormelde drempel overschrijdt.

Indien er immers verschillende pensioenplannen bij verschillende pensioeninstellingen lopen, zal het namelijk enkel de inrichter zelf zijn die een globaal zicht heeft op alle pensioenplannen waar een bepaalde persoon is bij aangesloten.

Uiteraard wordt er best ook informatie gevraagd aan de pensioeninstellingen om accuraat te kunnen bepalen of de drempel al dan niet is overschreden. Bij overschrijding van deze drempel zal er dan een bijdrage verschuldigd zijn, zoals hierboven uiteengezet.